Stap 3: van automatisch naar handmatig fotograferen in 6 stappen

De afgelopen 2 lessen hebben jullie geoefend met de witbalans en de ISO. Daarbij stond de camera allebei de keren in de P-stand. P staat voor Program. De camera staat dan nog steeds in een automatische stand; diafragma en sluitertijd worden door de camera automatisch geregeld. Een aantal instellingen kun je zelf beïnvloeden zoals we de voorgaande lessen hebben gedaan.
Vandaag wordt het tijd de camera van de P-stand af te halen. We kiezen met het instelwieltje bovenop voor de stand A (bij Nikon) of Av (bij Canon). A staat voor Aperture, wat letterlijk “opening” betekent.

 

camera wieltje

Stand A is een halfautomaat. In deze stand staat je camera op diafragmavoorkeuze, je kunt het diafragma nu zelf bepalen. Je camera kiest daarbij de juiste sluitertijd en lichtgevoeligheid (ISO waarde). Deze 3 instellingen vormen met elkaar de belichtingsdriehoek. Wijzig je één van deze instellingen dan heeft dat weer gevolgen voor de andere 2 instellingen.
Vandaag hoeven we ons daar nog niet druk om te maken. Zoals al gezegd, kunnen we in deze stand nu zelf het diafragma bepalen, de camera zoekt daar de juiste sluitertijd en ISO bij.

Hoe werkt het diafragma nu eigenlijk?
Het diafragma regelt de hoeveelheid licht die door de lens op de sensor valt. Heel simpel gezegd: hoe groter het diafragma (de lensopening) is, hoe meer licht er op de sensor valt. Hoe kleiner de lensopening, hoe minder licht er op de sensor valt.
Vergelijk het met een kraan, hoe verder je de kraan open draait, hoe meer water eruit komt. Draai je de kraan bijna dicht, dan komt er bijna geen water meer uit de kraan.

Tot nu toe valt het waarschijnlijk wel te begrijpen. Het verhaal wordt hierna wel een beetje ingewikkelder. De grootte van het diafragma wordt uitgedrukt in f-getallen, ook wel f-stops genoemd. En nu komt het moeilijke om te onthouden:
Hoe groter de f-waarde, hoe kleiner de opening, dus hoe minder licht er op de sensor valt. Hoe kleiner de f-waarde, hoe groter de opening, hoe meer licht er op de sensor valt.

Diafragma

Nu komt er een technisch verhaaltje, je hoeft dit niet uit je hoofd te leren, maar het is handig om het te begrijpen.
Elke stap naar rechts, betekent een halvering van de hoeveelheid licht die op de sensor valt. Elke stap naar links betekent een verdubbeling van de hoeveelheid licht die op je sensor valt. Als je het diafragma kleiner maakt (minder licht), moet de sluitertijd juist verlengd worden om eenzelfde belichting van het onderwerp te krijgen. Als je het diafragma groter maakt (meer licht), dan moet de sluitertijd verkort worden voor eenzelfde belichting van het onderwerp. Vergelijk het nog eens met die kraan: als je de kraan dichter draait, moet je hem langer laten lopen voor eenzelfde hoeveelheid water. Draai je de kraan verder open, dan kan je hem korter laten lopen voor eenzelfde hoeveelheid water. In deze A stand van de camera hoeven we ons echter nog niet druk te maken over de sluitertijd, dat wordt nog door de camera geregeld.

Op het plaatje met de diafragma’s hierboven, wordt het diafragma weergegeven in hele stops. Veel camera’s hebben een kleinere schaal van halve stops en sommige camera’s zelfs van 1/3 stops. Dat laatste is gedaan omdat de ISO lichtgevoeligheid ook met 1/3 stops gaat.

Opdracht
Zet je camera op stand A. Maak een rij van alle diafragma getalletjes die je op je camera tegenkomt door aan het wieltje achterop je camera te draaien. Als je door de zoeker kijkt, zie je de getalletjes.

wieltje

Behalve het regelen van de hoeveelheid licht die op de sensor valt, bepaalt het diafragma ook nog hoeveel van het onderwerp scherp is, we spreken dan van scherptediepte. Het hangt wel af van het punt waarop je scherp stelt.
Hoe groter het diafragma (hoe kleiner het f-getal), hoe kleiner de scherptediepte. Het gedeelte waarop je scherp stelt, is scherp. De rest is onscherp.
Hoe kleiner het diafragma (groot f-getal), hoe groter de scherptediepte. Alles is dan scherp, van voorgrond tot horizon.
Dit gaan we de volgende les uitvoeriger bespreken

Voor nu komt er nog één opdracht, dan heb je de komende week weer even genoeg om te oefenen.

Opdracht:
Zet je diafragma m.b.v. het wieltje achterop je camera op 3.5. We hebben in de vorige lessen geleerd hoe je in het menu de witbalans kunt instellen, zet deze op bewolkt. In de vorige les heb je ook geleerd hoe je de ISO kunt instellen in het menu, zet deze op 400.
Maak nu twee foto’s in je straat.
Bij foto 1 probeer je scherp te stellen op een voorwerp op de voorgrond. De bedoeling is dat de achtergrond dan onscherp wordt.
Bij foto 2 probeer je scherp te stellen op een voorwerp verderop in de straat. De bedoeling is dan dat de voorgrond onscherp wordt.

voorgrond scherpachtergrond scherp

 

 

 

 

 

Succes met deze opdrachten. Volgende week leren we nog meer over scherptediepte en diafragma.

Geen opmerkingen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.